Keizer Asoka (273-232 VJ)
Hij was geen leraar maar onder invloed en ondersteuning van keizer Asoka van India kon het boeddhisme uitgroeien tot een wereldreligie. Het concilie van Pataliputra I in 245 voor onze jaarrekening (het huidige Patna in Bihar – India) was hierbij bepalend. Deze synode gaf het startschot aan het ontstaan van verschillende scholen, wiens interpretaties van de leer naast elkaar verder evolueerden.
Het Asoka-rijk (268-231 VJ)
Men besloot de leer uit te dragen en daarmee begon de verspreiding ook buiten India.
O.a. Asoka’s zoon, Mahinda, bracht het boeddhisme binnen in het huidige Sri-Lanka, waar het zich ontwikkelde tot het Theravada. Een school die zich vooral op het kloosterleven focust.
In de eerste eeuw van onze jaartelling ontstond het “Mahayana (“Groot voertuig” genoemd) dat zich niet uitsluitend tot monniken richtte maar eveneens tot leken.
Deze stroming stelt tegenover het Arhat-ideaal (vooral op de eigen verlichting gericht), het altruïstische bodhisattva-ideaal.
Binnen het Mahayana staat mededogen (karuna) centraal en een ethisch ideaal is om zelf Bodhisattva te worden.
Dit engagement wordt dagelijks uitgedrukt in het zenboeddhisme tijdens het uitspreken van de 4 geloften.
Het Mahayana (waaronder ook Zen) verspreidde zich naar China (1e eeuw), Korea (4e eeuw), Japan (6e eeuw) en Tibet (7e eeuw). In Tibet werd het beïnvloed door de inheemse Bon-religie en evolueerde tot het heel karakteristieke Tibetaanse boeddhisme. Het Mahayana verspreidde zich in de loop der eeuwen over Centraal- en Zuid-Azië, terwijl het Theravada vooral in Zuid-Azië bleef.